Een internationaal team van geschiedenisonderzoekers gaat bestuderen hoe Europa tussen 1600 en 1850 ‘aan softdrugs is begonnen’. In het project werken Utrechtse onderzoekers samen met collega’s uit Engeland, Duitsland en Zweden om te bestuderen hoe koffie, thee, chocolade, suiker, tabak en opium in de 17e eeuw voor het eerst in Europese steden werden geïntroduceerd.

Het onderzoek richt zich op vier Europese steden – Amsterdam, Hamburg, Londen en Stockholm – om te reconstrueren hoe ‘nieuwe’ genotsmiddelen voor het eerst openbaar werden verkocht in apotheken, kruidenierswinkels en koffiehuizen, en hoe de verkoop en consumptie het gedrag en de praktijken van het publiek veranderden.

De onderzoekers willen zo begrijpen hoe deze producten zo’n gewoon onderdeel van de levensstijl en voeding van mensen zijn geworden, om de invloed van genotsmiddelen op de hedendaagse samenleving te verhelderen. De uitkomsten van het onderzoek worden gebruikt voor een digitale tentoonstelling over de geschiedenis van genotsmiddelen met Nederlandse, Duitse, Zweedse en Britse musea.